Katelijne, de moeder van Nele beschikt over toverkrachten. Door zalfjes en poedertjes kan zij mensen visioenen geven. Het Volkske neemt u mee naar het eerste visioen dat Tijl en Nele beleven en waarin aan Tijl de opdracht wordt gegeven om "de zeven" te gaan zoeken. Tijl en Nele zijn in hun visioen in een waanwereld terecht gekomen, die ze angstig van achter een boom gadeslaan. Reus Winter is vastgeketend in zijn winterlandschap door Lucifer, de koning van de lente, en zijn koningin. Zij zitten op hun troon tussen zonnen en sterren. Tijl en Nele zien daar gebochelde dwergen als schatbewaarders, vorsten der gesteenten, bosmannen met wortels aan hun gelaat, Bergvorsten in schittergewaad zonder hart of ingewanden. Hun angst wordt groter als zij reuzeninsecten, zien, gewapend met speren en zeventandige vorken. Dan verschijnen de geesten van het levenssap, zo dik als een Heidelbergs vat, overdekt met rood vel met rossig haar, en alles wordt weer rustig en vriendelijk.