Ferguut was een boerenzoon die altijd bij zijn vader werkte op het land. Op een dag zag hij een groep ridders voorbij trekken en toen wist hij wat hij wilde: een echte ridder worden. Wanneer hij van huis vertrekt is de hele familie in rep en roer; vader wil Ferguut beschermen voor 'de andere standen', maar moeder meent toch adellijk bloed in de familie te zien. Ferguut verkeert in tweestrijd, maar hij zet door met al zijn simpelheid gaat hij op weg naar het hof van de koning. Van hem ontvangt Ferguut een opdracht die hij moet vervullen om een ware ridder te worden: hij moet het witte schild gaan zoeken, een symbool voor het hoogste geluk zoals de liefde van een wondermooie vrouw. De tovenaar wijst hem het rechte pad in de symbolische, keltische 'Andere Wereld'. Een wereld met monsters, reuzen en dwergen die alleen voor de allerdappersten toegankelijk is. De eens zo boertige Ferguut leert snel en na alle ontdekkingen en teleurstellingen verdient hij met het ridderschap ook de liefde van jonkvrouw Galiene. Eenmaal in de ridderstand opgenomen voelt Ferguut er zich toch niet thuis, want de meeste ridders verbergen achter hun masker een wereld vol van losbandigheid, haat en spot: in hun ogen zal de boerenzoon Ferguut nooit een echte ridder kunnen zijn. Maar Ferguut houdt vol; hopeloos zoekend naar de echte ridderidealen leeft Ferguut als een ware ridder: barmhartig, eerlijk, nederig en strijdend tegen alle onrecht.