Tekst paradegids
In Heeze stond rond 1600 een kapel waarheen bedevaarten werden gehouden. Het was Sint Job die vereerd werd door boeren (voor betere oogst), paters en monniken (boetedoening), meisjes (voor het krijgen van een goeie vrijer), pestlijders en huidzieken (voorspoedige genezing). Men trok in kleine groepjes uit heel Brabant, Limburg en België naar de kapel. Onderweg maakte men uit boomtakken de Sint Jobs-stok. Er werden o.a. Marialiedjes gezongen en het bedevaartslied: "En dan gaan we naar Sint Job; op eenen ezel op eenen ezel; en dan gaan we naar Sint Job; op eenen ezel zonder kop; en dan komen we weer terug; op eenen ezel, op eenen ezel; en dan komen we weer terug; op eenen ezel zonder rug."
Als de bedevaart was afgelopen zocht men een bosje scharren. Deze werden aan een stok gebonden en met de stok over de schouder trok men huiswaarts.