Rangschikking
12e prijs
Tekst paradegids
Jaarlijks verlieten de teuten hun dorp om handel te gaan drijven in textiel (taftteuten), koper (goorteuten), aardewerk (geleyteuten) en pruiken (haarteuten).
De naam teuten komt mogelijk van "tuiten" of "toeten". Zij bliezen een soort schalmei om hun komst aan te kondigen. De teuten hadden een eigen geheimtaal. Vaak waren ze vergezeld van een of meerdere knechten welke de handel van dorp naar dorp vervoerden. Vaak gebeurde dat met mankracht in zakken of rugkorven, soms met de kar.
De teuten hadden steeds een stok bij zich, als steun bij het lopen, als maatstok en om zich te verdedigen; ze hadden immers veel geld bij zich. Het geld werd op een munten balans gewogen om de waarde te bepalen. Naast hun verkoop, kochten teuten ook allerlei zaken op, koperwerk om te repareren of haar om pruiken te maken.