Tekst paradegids
Zo rond 1900 werd bij de Brabantse boer eens per jaar "het verreke" geslacht. Het hele gezin en de buurt leefden en werkten dan mee. Het duurde toch altijd nog minstens twee dagen om "dat varkentje te wassen".
Het zware werk gebeurde door de slachter, die met de slachtbak op zijn schouder door Novemberweer en -wind kwam om het varken te steken, wassen, schrabben, in tweeën te hakken en "te leren". De boerin schonk brandewijn in voor de buurt, die het varken, hoe armetierig het soms was, kwam prijzen om zijn vet spek. 's Anderdaags werd het dier gekapt; spek en kort werden ingezouten in de kelder. De lever werd meteen gebakken en balkenbrij en zult werden gemaakt. Resten vlees werden gehakt om worst van te maken. Dat gebeurde door middel van een hoorntje en een stopnaald door de worstenfrutster.