Tekst paradegids
Op het eerste gezicht kan dit werk van Bruegel een bittere ironie opwekken. De kunstenaar lijkt niet te geloven in de hoop van de mens. De hoop staat er nogal minzaam met al haar symbolen, terwijl achter haar de mens lijdt aan het leven: rampen en ellende. En toch is het duidelijk dat de hoop voor Bruegel datgene was dat de mens kracht gaf om zich ergens aan vast te klampen: de mens hoopt zich ondanks de ellende staande te houden. Hoop heeft zonder verdriet immers geen bestaansrecht: er moet iets zijn dat de mens teboven hoopt te komen. Het is de hoop die helpt voortbestaan. Hoe groter de verschrikking, hoe groter de hoop. Aan het einde rest alleen de hoop. Op zijn prent laat Bruegel de golven tegen de kade beuken en schepen vergaan, maar de visser vist rustig door in de hoop dat alles wel goed komt. Anderen hebben al biddend hun hoop gevestigd op een hogere macht, terwijl de drenkelingen hopen op redding. Maar hoop alleen is niet genoeg.