Tekst paradegids
Rond de eeuwwisseling vormden de dorpen op het Brabantse platteland nog een vrijwel gesloten gemeenschap met haar typische gebruiken en gewoonten. Er was bij de dorpsbewoners een groot medeleven met de hoogtijdagen en dieptepunten des levens, van de geboorte tot de dood. Als er bijvoorbeeld een nieuwe burger schreeuwend zijn intrede in de wereld had gemeld, ging de gelukkige vader met buurman links en rechts, het kind "aangeven" op het gemeentehuis, waarbij geen "heilig huiske" (café) voorbij gelopen mocht worden. De buurvrouwen kwamen met een geschenkje voor de kraamvrouw, maar wát precies, daar had niemand iets mee te maken. Vandaar de uitdrukking: "mee d'n krommen érm komen", als iemand een geschenk meebrengt. Veel dorpen kende ook een dodewake, waar het nou niet altijd even vroom aan toe ging en wanneer een vrouw vroeger slaag kreeg van haren mens, dan namen de vrouwen uit de buurt het voor het slachtoffer op. De boosdoener werd voor de ploeg gespannen en kreeg met een zweep op zijn mieter. Meestal was hij dan wel genezen!
De kinderen hadden zo hun eigen spelletjes: "meet je of schrapke steken", het kikkerkruien en in het voorjaar het spel met de mulders. Vriendenkring Schenkels laat u in deze optocht enkele gebruiken en gewoonten zien, die rond 1900 op het platteland nog dikwijls voorkwamen.