Als gevolg van de opkomst der steden en de bloei van de handel werd in de middeleeuwen het belastingrecht ingevoerd. Door middel van het heffen van tol aan de toegangspoorten der stad, pikte de landsheer een graantje mee van de economische bloei der stad. Tol werd b.v. geheven voor het gebruik van een land- of waterweg of voor de invoer van handelswaar. Geestelijken waren vrijgesteld van het betalen van tol; zij vormden in die tijd immers een invloedrijke en machtige stand, derhalve dit voorrecht. Om geen tol te hoeven betalen verkochten veel plattelandslieden hun waar net buiten de stadspoort. Anderen probeerden op allerlei listige manieren de tolheffing te ontduiken. Dit alles leidde rondom de stadspoort tot een drukte van jewelste.