Tekst paradegids
Het bier was in de middeleeuwen de volksdrank bij uitstek. Het water was slecht, wijn was te duur,en koffie en thee waren nog niet bekend. In een stad als bijvoorbeeld Delft waren rond 1450 meer dan honderd brouwerijen. Van de stedelijke inkomsten was soms 50% afkomstig van de accijnzen op bier. Hieruit blijkt wel dat bierbrouwerijen in die tijd voor veel steden een geweldige bron van inkomsten waren. Als eerste ziet men een eestoven. Dit was een oven waarmee de gekiemde gerst, de z.g. mout, door de warme lucht gedroogd werd. Vervolgens is daar het gruithuis, de ruimte waar de grondstoffen zoals gerst, gruit of hop verhandeld werden en waar ook de accijns betaald moest worden. Na het gruithuis ziet men de eigenlijke brouwerij. Deze brouwerij bestaat uit twee stookketels met schoorstenen en enkele kuipen. In de eerste ketel wordt het water gekookt dat daarna met de mout in de eerste kuip beslaat, om zodoende een suikerrijke vloeistof te krijgen, de z.g. wort. Deze wort wordt d.m.v. een rieten mand gescheiden van mout en via een goot in de tweede kookketel gedaan waar de hop wordt toegevoegd en het geheel weer wordt gekookt. Daarna wordt de vloeistof naar de gist- of geilkuip overgedaan, waarna vergisting volgt. Na de vergisting worden de vaten afgevuld en vervoerd naar de afnemers.