Tekst paradegids
Tovenarij, hekserij en alle vormen van magie werden in de Middeleeuwen als een realiteit aanvaard. Heksen waren meestal vrouwen. Zij hadden een verbond met de duivel gesloten, die als charmante jongeman vermomd ze geld en macht beloofde. Zo ontvingen ze toverkunst in ruil voor hun ziel. Als ze echter "malificum" bedreven, tovenarij met boze bedoelingen, werd er tegen de heksen opgetreden door de wereldlijke overheid. Er kwamen verwoede heksenjagers die de heksen wilden ontmaskeren. Heksen trachtten de geheimen van het leven te verklaren en de loop der dingen te beïnvloeden. Goed en kwaad lagen in elkaars verlengde. Zo vond je ze als waarzegster maar ook als veroorzaakster van kleine en grote rampen. De toverkracht kwam van allerlei brouwsels.
Omdat ze hun ziel aan de duivel verkocht hadden stonden ze volledig in dienst van de duivel met zijn lage verlangens en boze bedoelingen. De duivel en de heks bezegelden hun kwalijke overeenkomst met de paringsdaad. De duivelskinderen, demonen, die geboren werden dienden de heksen als helpers. Soms waren ze vermomd als dieren (spinnen, padden, raven, uilen, katten).
Regelmatig kwamen alle heksen van een duivelsbisdom bijeen voor de viering van de heksensabbat. Deze werd bij voorkeur op begraafplaatsen gehouden waar de heksen heenvlogen op bezemstelen of heksenhelpers. Op de sabbat was de duivel in eigen persoon aanwezig. Hij verwachtte dat de heksen hem eer bewezen, vaak op de meest schandelijke wijze.