Een pasgeboren prinses wordt tijdens de doopplechtigheid vervloekt door een zwar­te fee. Zij voorspelt dat het kind zal sterven, doordat het zich zal prikken aan de spin­rok van een spinnewiel. Een goede fee weet echter dat sterven in honderd jaar sla­pen te veranderen. De koning en de koningin proberen het prinsesje te beschermen door alle spinnewielen uit het paleis te laten verwijderen. Helaas, één wordt er verge­ten; het staat in een stoffige torenkamer. Op zekere dag geeft een oude vrouw het prinsesje het spinnewiel: het prikt zich aan de spinrok en valt in slaap. En tegelijk met haar vallen alle hovelingen, van kok tot koning en van wachter tot boerenknecht in slaap. Rondom het paleis begint een ondoordringbare doornen- en rozenhaag te groeien, die al spoedig verdort. Na verloop van vele jaren komt er een jongeman, ongetwijfeld door toverkracht geleid, bij het paleis aan. Wanneer hij met zijn zwaard de verdorde haag aanraakt ontspringen er plotseling rozen. De haag wijkt terug en er ontstaat een pad. De jongeman betreedt het paleis, treft de prinses slapend in haar bed aan en kust haar. Het meisje ontwaakt en met haar worden ook alle hovelingen wakker. De prinses trouwt spoedig met de jongeman. En wat de betovering betreft: die heeft, zoals voorspeld, precies 100 jaar geduurd.