Rangschikking
3e prijs
Bekers:
Pers:1e prijs
Publiek:1e prijs
Overige prijzen: individuele vermelding: kolenboer met wagenBekijk hier de volledige uitslag
Tekst paradegids
De mijnbouw was "op het breukvlak van twee eeuwen" een belangrijke bron van inkomsten voor de bevolking van Nederlands- en Belgisch-Limburg. De industrie die in die tijd op gang kwam had energie nodig voor haar machines en die haalde men toen voornamelijk uit kolen. Om deze te kunnen delven moest er gewerkt worden met hamer en pikhouweel. Vervolgens werd dit losgehakte gesteente via een liftschacht naar boven getransporteerd waar het gesorteerd en gewassen werd. Het werk van de mannen in de mijn was niet alleen zwaar maar ook uitermate gevaarlijk en ongezond. Het plotseling instorten van gestutte mijngangen, het gaan schuiven van gesteenten en het vrijkomen van het gevaarlijke mijngas waren de oorzaak van veel ernstige ongevallen, vaak met dodelijke afloop. Mede mogelijk door de slechte en gevaarlijke werkomstandigheden ontstond er een zekere verbroedering onder de mijnwerkers. Ze vormden een min of meer aparte groep in de gemeenschap. Hun zwarte gezichten en de vele stoere verhalen over mijnbranden, ongelukken en instortingen die de ronde deden, schrikten veel mensen, vooral kinderen, af. Dat het werk gevaarlijk was daar honderden meters onder de grond, bleek nogal eens uit het luiden van de alarmbel. Iedereen spoedde zich dan naar de plaats van de ramp om te horen of er onder de gewonden of de doden misschien familieleden waren. Zeker is dat het leven van de mijnwerkers omstreeks 1900 allesbehalve rooskleurig was; mogelijk was dat voor hen een van de redenen wanneer op de betaaldag de lonen werden uitbetaald, een bezoek te brengen aan het café waar ze hun zorgen en verborgen angsten even konden vergeten.