Tekst paradegids
Ook in Brabant kwam rond 1900 de industrialisatie langzaam maar zeker op gang. Het was voor veel Brabanders die vooral in de landbouw, op vaak kleine bedrijven, hun kostje verdienden een hele overgang. Er waren nogal wat lieden die van mening waren, dat dit industrialisatie-proces bij de arbeiders in de fabrieken zou leiden tot een afstomping in het denken, een gevolg van de vele automatische handelingen die zij er moesten verrichten. Toch had de opkomst van de industrie ook voordelen. Eén ervan was dat steeds meer mensen de beschikking kregen over een weliswaar klein, maar regelmatig inkomen. In de boerengezinnen van die tijd ontstond nogal eens ruzie over de vraag wie op de boerderij mocht blijven en wie elders aan werk moest zien te komen. Meestal bleef de oudste zoon op de boerderij. De andere zonen en dochters probeerden werk te vinden in de fabriek. Daar was het de directeur die eigenmachtig besliste over het aannemen van personeel. Mannen kregen meestal het zware, terwijl aan de vrouwen het meer nauwkeurige werk werd toebedeeld. De nieuwste vindingen werden er toegepast en soms was het net of de mens een onderdeel van de machine was geworden. Stress door spanning kende men in die tijd nog niet, maar de machine ...zij stampte en ratelde maar door en... bewondering werd verwondering.