Tekst paradegids
Vriendenkring "'t Volkske" laat U de bewerking van het vlas zien, zoals dat rond de eeuwwisseling in Vlaanderen gebeurde. In Vlaanderen is altijd al veel vlasindustrie geweest. Vooral in de 15de eeuw, toen de wolindustrie door allerlei oorzaken in verval raakte, nam de teelt van vlas er sterk toe. Vlas levert de grondstoffen voor vele produkten; zo wordt uit het zaad lijnzaadolie gemaakt en deze wordt weer gebruikt bij de fabrikage van verven en linoleum; de vlasvezel verwerkt men tot linnen en touw. Na het oogsten, in Vlaanderen "slijten" genoemd, werd het vlas in zgn. vlaskappellekes te drogen gezet. Hierna volgde het "repelen", een bewerking waarbij het zaad met een repel uit het vlas werd geslagen. Dit gebeurde op de repelbank. Het gerepelde vlas werd, verzwaard met modder en stenen, onder water gezet, het zogenaamde "roten", Dit deed men om later de bast makkelijker te kunnen scheiden van de houtpijp. Vervolgens legde men het gerote vlas weer op het land te drogen. Als het vlas voldoende gedroogd was, volgde het "braken": het breken van de houtpijp. De volgende bewerking was het "zwingelen", waarbij de kleine, nog achtergebleven houtdeeltjes werden verwijderd. Tot slot volgde nog het "hekelen": het splijten van de bast en het recht trekken van de vezels. Dan pas was het vlas voldoende bewerkt om eindelijk gesponnen te kunnen worden.