Brabantsedag historie verbeeld door 333333 herinneringen

Tekst paradegids

Stropers en smokkelaars liepen er in het Brabantse land zo'n honderd jaar geleden nogal wat rond. Sommigen zochten in die bezigheden het avontuur, anderen zagen het als een soort sport, buiten de regels van de wet om hun kostje bij elkaar te scharrelen. Toch waren er ook nogal wat lieden, die met het smokkelen van waren over de grens met België en met het stropen wat trachtten bij te verdienen, want armoede was in die tijd bij veel mensen troef. De Aalsterhut en omgeving stond in die tijd bekend als trefpunt van smokkelaars en stropers. Je kon er gemakkelijk wegkomen als de nood aan de man kwam. Aan de ene kant van de hut stond de grenspaal van Aalst en aan de andere kant die van Stratum en Hees en Leen. Bovendien lag België ook nog vlakbij. Een groot nadeel voor zowel veldwachters als grenswachters was dat deze niet op elkanders gebied de smokkelaars en stropers konden verbaliseren en vervolgen. Als er een vreemde bij de hut van Mie Peels kwam, wat nogal eens gebeurde vluchtten de kinderen van Mie als ratten naar hun holen. De schelf of de hooimijt bij de hut waren geliefde slaapplaatsen voor de stropers en smokkelaars. De hut was van steen gebouwd en zag er oud en vervallen uit. In de herberg werd geen bier getapt. Mie Pils, zoals ze ook wel genoemd werd, schepte het bier gewoon uit een vat. Ze gebruikte meestal maar één glas en als dat door een klant leeggedronken was gebruikte ze het weer voor de volgende. Met het borrelglaasje dat geen voetje had, gebeurde hetzelfde.

Parade video's: